1.3 Ontwikkeling van de brede welvaart in Utrecht
Voor het monitoren van de regionale brede welvaart wordt de dataset regionale brede welvaart van het CBS gebruikt, die enerzijds conceptuele consistentie en anderzijds regionale en landelijke vergelijkbaarheid garandeert. Dataverzameling, bewerking en controles leiden er echter toe dat cijfers vrijwel nooit gelijklopen met het verslagjaar van deze jaarrekening. Het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) van het Sociaal en Cultureel Planbureau biedt deels een alternatief maar ontbeert registratiegegevens en regionale detaillering. Uit het COB blijkt dat in het voorjaar van 2022 63% van de Nederlanders een verslechtering van de economische situatie verwachtte (meting winter '21-'22: 43%). Men heeft zorgen over inkomen en stijgende prijzen, maar ook over de politiek, de wooncrisis en de manier van samenleven. Daarentegen is men te spreken over de kwaliteit van de medische zorg, de onderlinge hulpvaardigheid en het feit dat Nederland een welvarend land is.
Inwoners van de provincie Utrecht genieten ten opzichte van het landelijk gemiddelde op veel vlakken een hoog niveau aan brede welvaart, zeker op het gebied van arbeid en materiële welvaart, maar ook op gebied van gezondheid, wonen en deelname aan de samenleving. Zo beoordeelde 81% van de Utrechters in 2020 zijn gezondheid als (zeer) goed, tegenover 79% landelijk. Wel zijn er verschillen tussen bevolkingsgroepen; deze worden nader belicht in paragraaf 3.9. Met 73% lag de netto arbeidsparticipatie in 2021 aanmerkelijk boven het landelijk gemiddelde (70%).
Op het vlak echter van milieu-indicatoren scoort de provincie minder goed: per 1.000 inwoners was in Utrecht in 2017 16 ha natuurgebied beschikbaar (Nederland: 29 ha), de fijnstofemissies per km2 liggen hoger dan gemiddeld. Hoewel een relatief groot deel van de oppervlakte in Utrecht natuur- en bosgebied is (15,4% van het landoppervlak in Utrecht, 14,9% in Nederland), hebben we per inwoner juist relatief weinig natuur tot onze beschikking. Dit laatste daalt ook door de bestaande en verwachte bevolkingsgroei. De fijnstofemissies tonen tussen 2000 en 2020 wel een dalende - en dus positieve - trend, in lijn met de landelijke ontwikkeling.
De tevredenheid met de woning ligt op nagenoeg hetzelfde niveau als landelijk, maar is in 20 jaar gestaag gedaald: in 2002 was 90% van de particuliere huishoudens (zeer) tevreden, in 2021 was dat 86%. Het vertrouwen dat inwoners hebben in anderen en in instituties (Tweede Kamer, politie, rechters) ligt in Utrecht significant hoger dan gemiddeld in Nederland. Wel ontwikkelen deze indicatoren zich tegengesteld. Het vertrouwen in anderen blijft stijgen: in 2021 had 73% van de Utrechters vertrouwen in anderen (Nederland: 66%), een stijging van 3%-punt ten opzichte van 2020. Het vertrouwen van Utrechters in instituties daalde van 73% in 2020 naar 71% in 2021 (Nederland: van 70% naar 67%).
Het CBS kijkt in de regionale dataset brede welvaart ook naar de toekomstbestendigheid van de brede welvaart via de zogeheten kapitaalsbenadering. Het natuurlijk kapitaal wordt dan vertaald naar o.a. de ontwikkeling van het landgebruik. In Utrecht is 17% van het landoppervlak bebouwd (Nederland: 11%) en de trend is stijgend. Zoals geschetst, is 15,4% van het Utrechts grondgebied bos en natuur, maar landelijk groeit dit aandeel sneller: in Utrecht nam het aandeel toe van 15,2% in 1996 naar 15.4% in 2017, landelijk steeg dat percentage van 14,2 naar 14,9 in dezelfde periode. Het economisch kapitaal wordt o.m. vertaald naar de gemiddelde schuld per huishouden: die ligt in Utrecht met € 131.200 hoger dan gemiddeld in Nederland (€ 112.100), met een stijgende tendens. Daar staat echter ook een hoger mediaan vermogen tegenover: €90.300 (Nederland: €64.400), waarbij de vermogensstijging in Utrecht veel scherper is dan landelijk – iets wat samenhangt met de sterk gestegen woningprijzen het afgelopen decennium. Ook heeft Utrecht de hoogstopgeleide beroepsbevolking van Nederland: 40% van de bevolking tussen 15-75 jaar heeft minimaal HBO afgerond, waarmee de provincie een solide basis heeft voor kennisintensieve economische activiteiten in de toekomst.