Hoofdstuk 3 - Paragrafen

3.9 Brede welvaart

3.9.3 Brede welvaart in Utrecht

In deze paragraaf schetsen we op hoofdlijnen de brede welvaart voor de inwoners van onze provincie, op basis van de regionale Monitor Brede Welvaart van het CBS. Bij de actualisatie van deze dataset in december 2022 bevatte deze 42 indicatoren. Veel data hebben betrekking op het jaar 2021. Sommige indicatoren refereren aan 2017, 2019 of 2020, omdat de onderliggende cijfers in een lage frequentie worden geactualiseerd.
In het eerste deel zijn de visualisaties opgenomen voor alle 42 indicatoren. Hieruit zijn ook trends voor de korte en de lange termijn te destilleren. De scores op enkele indicatoren worden uitgelicht en vergeleken met andere regio's. In het tweede deel wordt ingegaan op de maatwerk-dataset die het CBS op basis van een selectie van indicatoren voor onze provincie heeft samengesteld.

Brede welvaart Utrecht 'hier en nu' en 'later'
In deze visualisaties geven de cijfers en kleuren in de buitenste ring de meest recente verandering ten opzichte van de voorlaatste meting weer. De kleuren in de binnenring geven aan in welke richting de indicator zich over een langere periode beweegt. Rood betekent een statistisch significante verslechtering van de brede welvaart, groen betekent een verbetering, grijs betekent geen significante verandering, grijs gearceerd betekent dat er geen data beschikbaar is. De complete dataset is hier te raadplegen.

Over een langere periode genomen ontwikkelen de indicatoren op het gebied van arbeid en materiële welvaart zich in onze provincie duidelijk positief. Dat geldt ook voor enkele indicatoren op het gebied van milieu (emissies) en veiligheid. Ten opzichte van 2016 (voorlaatste meting) is de groep inwoners gegroeid die zijn gezondheid in 2020 beoordeelt als (zeer) goed. Het aandeel inwoners met een of meer chronische aandoeningen is afgenomen. Over een langere periode genomen nam de tevredenheid met de woning af. Daar staat tegenover dat de tevredenheid met de woonomgeving toenam. De afstand tot voorzieningen zoals cafés maar ook basisscholen groeide. Maar in onze provincie is de afstand tot deze voorzieningen nog steeds klein vergeleken met andere provincies.

 

Dat de beschikbaarheid van indicatoren niet vanzelf een eenduidig handelingsperspectief oplevert, wordt onder meer zichtbaar aan de hand van de score op het gebied van overgewicht. In onze provincie heeft ruim 44% van de inwoners van 18 jaar of ouder een BMI hoger dan 25. Daarmee scoort onze provincie het beste van alle twaalf provincies: het aandeel volwassenen met overgewicht is in andere provincies hoger. Anderzijds levert dat de – politieke - vraag op in hoeverre het wenselijk is dat bijna de helft van de volwassen inwoners overgewicht heeft en dat de trend niet daalt. En in hoeverre het een verantwoordelijkheid is van overheden om daarbij in te grijpen. Als die vragen bevestigend worden beantwoord, is er de - wetenschappelijke of beleidstheoretische - vraag welke beleidsinterventies zullen bijdragen aan verlaging van het aandeel volwassenen met overgewicht.

Dergelijke vraagstukken duiken veel op in het sociaal en gezondheidsdomein. Zo lijkt onze provincie van alle provincies relatief laag te scoren als het gaat om sociaal contact. Maar de verschillen met andere provincies zijn beperkt. Ruim 70% van de inwoners heeft minstens eenmaal per week contact met familie, vrienden of buren. Overijssel scoort hier het hoogste met 72%.

 

In het domein van natuur en ruimte zien we dat onze dichtbevolkte provincie relatief laag scoort waar het gaat om de beschikbaarheid van natuur. De hoge wegendichtheid leidt tot een negatieve score op het gebied van fijnstofemissie. De trend is dalend en dat draagt positief bij aan brede welvaart. Maar hier past wel de – politieke - discussie bij of daarmee de doelstellingen op gebied van schone lucht en andere vormen van vervuiling en overlast (bijvoorbeeld geluid) zijn gerealiseerd.

 

Binnen de dimensie brede welvaart 'later' worden indicatoren meegenomen die de basis leggen voor brede welvaart voor volgende generaties. Dit wordt vertaald in de zogeheten 'kapitaalsbenadering': de beschikbaarheid over menselijk, sociaal, natuurlijk en economisch kapitaal. Hier zien we dat de trend voor veel onderdelen van het natuurlijk kapitaal positief is, zoals de daling van emissies. Het opgewekt vermogen particuliere zonne-energie neemt toe, maar minder sterk dan landelijk het geval is. Een verklaring hiervoor is het grote aandeel appartementen in de woningvoorraad in onze provincie.
Ook de basiselementen in het menselijk kapitaal tonen een positieve trend. Het aandeel mensen met minimaal een hbo-opleiding groeit verder, en meer mensen geven aan een (zeer) goede gezondheid te ervaren. Tussen beide indicatoren bestaat een sterke samenhang.

Op het vlak van economisch kapitaal is het gemiddeld vermogen per huishouden toegenomen. Deze positieve trend wordt ook bevestigd uit een andere statistiek: het aantal huishoudens met een inkomen op 105% van het sociaal minimum daalt (bron: databank Staat van Utrecht/CBS). Tegenover een groeiend vermogen staat echter ook een groeiende schuld, die in onze provincie sterker is gestegen dan landelijk het geval is. Op het vlak van economisch kapitaal, bekleedt onze provincie de uiterste posities: wij zijn de provincie waar huishoudens gemiddeld het hoogste vermogen maar ook de hoogste schuld hebben. De gemiddeld hoge woningprijzen en daaraan gekoppeld hypotheekschulden zijn hiervoor de meest plausibele verklaring.

 

Waar het gaat om het natuurlijk kapitaal, wordt zichtbaar dat hier opgaven liggen. Van alle provincies is onze provincie na Noord-Holland en Zuid-Holland de provincie met het grootste aandeel bebouwd terrein. Per hoofd van de bevolking heeft onze provincie, na Zuid-Holland, de minste groen-blauwe ruimte. En waar we in de trendvisualisatie zagen dat de capaciteit aan zonne-energie op particuliere daken in onze provincie zeker groeit, staan we hier van alle provincies pas op de tiende plaats. Dat komt door de dichtheid aan appartementsgebouwen in onze provincie. Bij appartementsgebouwen is verduurzaming namelijk lastiger te realiseren.

Brede welvaart in Utrecht nader bekeken
Bij wijze van experiment hebben we CBS eenmalig om een maatwerk-dataset gevraagd voor enkele bredewelvaartsindicatoren. Aanleiding voor deze verbijzondering is dat uit landelijke analyses van het CBS duidelijk wordt dat de verschillen tussen bevolkingsgroepen op het gebied van brede welvaart groot zijn. Uit wetenschappelijk onderzoek komt naar voren dat veel samenhangt met het opleidingsniveau: dat werkt door in onder meer inkomen, vermogen en gezondheid. Gemiddeld genomen heeft onze provincie het hoogste aandeel hoogopgeleide beroepsbevolking van Nederland. De verwachting is dat dit ook in onze provincie doorwerkt in andere bredewelvaartskenmerken. Voor onze provincie is daarom een uitsplitsing gevraagd naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau [link].

Op het vlak van ervaren gezondheid zien we inderdaad dat er meer mensen aangeven in (zeer) goede gezondheid te verkeren dan het landelijk gemiddelde: 80,7% in Utrecht tegenover 78,6% landelijk. Uitgesplitst naar opleidingsniveau is zichtbaar dat de hoogopgeleiden in onze provincie met 88,1% nog beter scoren qua gezondheid dan hoogopgeleiden gemiddeld in Nederland (86,8%). Er is een aanzienlijk verschil in ervaren gezondheid tussen Utrechters met een hoge en een lage opleiding. Waar 88,1% van de hoogopgeleide Utrechters zich (zeer) gezond voelt, geldt dat voor 67,8% van de laagopgeleide inwoners. Deze kloof bestaat ook landelijk: 86,8% van de hoogopgeleiden voelt zich (zeer) gezond, tegenover 66,8% van de mensen met een lage opleiding.

Als het gaat om tevredenheid met de woning, zijn jongeren (18-35 jaar) in onze provincie ontevredener dan gemiddeld in de rest van Nederland. Waar in Nederland bijna 81% van de mensen tussen 18-35 jaar tevreden is met de woning, is dat in onze provincie 76%.

Waar het gaat om tevredenheid met het leven, vertoont onze provincie op het oog weinig verschil met de Nederlandse gemiddelden Ongeveer 85% van de volwassenen in onze provincie geeft zijn/haar leven een 7 of hoger. Het verschil tussen mensen met een hoge en een lage opleiding is groot: in onze provincie is 77% van de mensen met een lage opleiding tevreden over het leven, tegenover 91,1% van de mensen met een hoge opleiding. Landelijk is deze kloof minder groot: 81,9% van de mensen met een lage opleiding is (zeer) tevreden met het leven, tegenover 88,3% van de mensen met hoge opleiding.

Deze pagina is gebouwd op 06/15/2023 07:51:47 met de export van 06/15/2023 07:34:16